Uit provinciale belastingen en heffingen ontstaan inkomsten, die betaald worden door de inwoners en ondernemers in onze provincie. Met provinciale belastingen en heffingen creëren wij de mogelijkheid aanvullend op onder meer de uitkering uit het provinciefonds, collectieve voorzieningen, zoals deze in de verschillende programma’s zijn opgenomen, te financieren. Bij het heffen gaan wij uit van het profijtbeginsel. Uitgangspunt is dat degene die profiteert van een voorziening, voor die voorziening betaalt. Het profijtbeginsel manifesteert zich sterker bij heffingen (bijvoorbeeld leges) dan bij belastingen (bijvoorbeeld opcenten motorrijtuigenbelasting). In de paragraaf Provinciale heffingen worden de door Provinciale Staten vastgestelde beleidslijnen en te realiseren belastingopbrengsten weergegeven. Bij het heffen wordt rekening gehouden houden met interne en externe kaders en wet- en regelgeving, waaronder verschillende artikelen uit de Provinciewet (art. 222 t/m 226).
Lastendruk
Provinciale belastingen en heffingen bepalen, zij het in geringe mate, de collectieve lastendruk en zijn dus mede bepalend voor de omvang van het besteedbaar inkomen. Wettelijk mag het bedrag van provinciale belastingen en heffingen niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
Provinciale heffingen moeten overheidsoptreden legitimeren
Wat krijgt de burger en/of het bedrijf terug voor de betaling aan de provincie? Wij streven naar evenwicht tussen het ervaren van overheidsoptreden en de hoogte van de te betalen bijdrage. De Provinciewet bepaalt dat provinciale opcenten tot een bepaalde limiet geheven mogen worden. Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) bepaalt dat de provinciale heffingen maximaal kostendekkend mogen zijn. Bij overtreding van deze regels kan de belastingrechter bij een beroepsprocedure de desbetreffende heffingsverordening onverbindend verklaren.
Realiseren sluitende begroting door minder uitgaven en niet door meer heffen
In het Coalitieakkoord 2019-2023 'Duurzaam doorpakken!' is aangegeven dat structurele uitgaven structureel gedekt worden en dat het tarief van de opcenten motorrijtuigenbelasting (voor het laatst verhoogd in 2009) niet wordt verhoogd. De provincie Noord-Holland blijft naar verwachting ook in 2021 de provincie met het laagste opcententarief. Een wijziging van het tarief opcenten motorrijtuigenbelastingen dient door Provinciale Staten te worden vastgesteld. De eventuele wijziging van het tarief 2021 dient vóór 1 december 2020 kenbaar te worden gemaakt bij het Ministerie van Financiën.
Kwijtscheldingsbeleid (art. 10 BBV)
Gelet op het karakter van de heffingen van de provincie Noord-Holland voert de provincie Noord-Holland het beleid om geen kwijtschelding toe te passen.